Deel 110: ’Bij elk pijntje gaan alle alarmbellen af’.

26-03-2024 17:16

 

 

Auteur: MARITH IEDEMA - telegraaf.nl/vrouw

 

 

Column.

 

 

Journalist en auteur Marith Iedema schrijft over liefde, seks en relaties. Het leven lacht haar toe, tot ze te horen krijgt dat ze borstkanker heeft. Voor VROUW doet ze verslag van wat ze meemaakt. Marith woont samen met haar geliefde Duncan en zoontje Noah (3) in Amsterdam.

 

 

’Ik denk aan alles dat M. nog voor de boeg heeft. Alle behandelingen, de spannende scans, het gapende zwarte gat erna.’

’Ik denk aan alles dat M. nog voor de boeg heeft. Alle behandelingen, de spannende scans, het gapende zwarte gat erna.’

Foto: EIGEN BEELD.

 
 
 
 
 
 
 
Met alleen een bh aan neem ik plaats op de behandeltafel van de kliniek waar ik al verschillende keren gelaserd ben. Nog even en scheren behoort voorgoed tot het verleden, heerlijk. Vandaag word ik geholpen door een vrouw die ik voor het eerst zie. M. staat op haar naambordje.
 
 
Ze wijst. „Straks komt er gel op je topje: dus handiger om ’m uit te trekken…”
 

Even aarzel ik. Ik hou er niet van om mijn borst te tonen aan een wildvreemde. Maar de schaamte is gek genoeg een stuk minder nu mijn operatiedatum gepland staat. Mijn misvormde tiet zie ik nu als tijdelijk. En daar kan ik veel beter mee leven. Dus trek ik mijn bh uit.

 

M. begint met mijn oksels. Eerst rechts, dan links. Ik zie haar kijken.
 

„Borstkanker?”

 

 

Verbouwereerd:


Ze lijkt te schrikken van haar eigen vrijpostigheid.
 

Als ik knik betrekt haar gezicht.

 

Zijn dat tranen?
 

M. verontschuldigt zich en loopt de kamer uit. Ik blijf verbouwereerd achter.

 

Zó erg is het nou ook weer niet, toch?
 
 
Met een ongemakkelijk gevoel ga ik rechtop zitten. Ik staar naar de deur.
 

Een minuut later verschijnt M. weer in de deuropening.

 

„Het spijt me heel erg”, zegt ze.
 

Ze verklaart zich nader: ze heeft een paar weken geleden gehoord dat ook zij borstkanker heeft.

 

„Ik heb drie kinderen. Mijn jongste is negen maanden oud…”
 

Opnieuw volgen er tranen. Opnieuw volgen excuses.

 

 

Angst voor de dood:


Ik leg mijn hand op haar arm, stel haar gerust. Die eerste weken na de diagnose zijn het ergst. De rouw, de shock, het ongeloof, de woede en de allesoverheersende angst voor de dood.
 

„Maar het komt vast goed”, zegt M. Ze herpakt zichzelf en gaat verder met haar werk.

 

Het laserapparaat flitst. Ik zou iets geruststellends willen zeggen, iets dat haar zorgen een beetje wegneemt. Maar uit ervaring weet ik: dat bestaat niet. Kanker is gewoon kut. Ik kan er niks mooiers van maken.

 

Ik denk aan alles dat M. nog voor de boeg heeft. Alle behandelingen, de spannende scans, het gapende zwarte gat erna.

 

Als M. klaar is kleed ik me aan. Ze veegt de machine schoon en draait zich dan naar me toe.

 

„Is bij jou alles weer normaal na je behandelingen?”

 

Ze kijkt me hoopvol aan.

 

Naweeën:

Tja. Wat kan ik zeggen? De waarheid is: néé. Er is een leven voor kanker en een leven na kanker. Ik leef met de rem erop. En zorgeloos wordt het nooit meer. Bij elk pijntje gaan alle alarmbellen af. En herstellen van de troep in je lijf is met één kind al niet te doen, laat staan met dríe.

 

Dit alles besluit ik niet met M. te delen. Ze heeft het zwaar zat.

 

In plaats daarvan zeg ik: „Normaal genoeg om gelukkig te zijn.”

 

En dat meen ik. Struggelen met alle naweeën betekent dat je er nog bent. En uiteindelijk telt dát.

 

 

 

Bron: www.telegraaf.nl